Terugbetaling en/of verrekening van teveel betaalde partneralimentatie?
Datum publicatie: 16 april 2020
Het uitgangspunt van behoedzaamheid heeft te maken met de mogelijk ingrijpende gevolgen voor de onderhoudsgerechtigde in verband met een daardoor in het leven geroepen verplichting tot terugbetaling als er te veel alimentatie is ontvangen. Bij die beoordeling of, en in hoeverre, van de onderhoudsgerechtigde in redelijkheid nog terugbetaling kan worden verlangd, houdt de rechter ook rekening met het belang van de onderhoudsplichtige om terug te krijgen van hetgeen aan hem of haar teveel is betaald.[1] Dit uitgangspunt geldt niet alleen in eerste aanleg, maar ook in hoger beroep.
Vaste rechtspraak
Volgens vaste rechtspraak dient de rechter die een onderhoudsverplichting verlaagt met ingang van een vóór zijn uitspraak gelegen datum te beoordelen in hoeverre een daaruit voortvloeiende terugbetalingsverplichting, ‘steeds aan de hand van hetgeen ten processe is gebleken,’ in redelijkheid kan worden aanvaard. Bij die beoordeling zijn in elk geval voor de rechter de volgende aspecten van belang:
- de omvang van de eventuele terugbetalingsverplichting;
- hetgeen is gebleken omtrent de financiële situatie van partijen;
- hoeverre de eerder betaalde bijdragen reeds zijn verbruikt;
- of deze bijdragen in overeenstemming waren met de behoefte;
- het belang van de onderhoudsplichtige bij terugbetaling van de door hem te veel betaalde bijdragen.
Vooral het tweede en derde punt lijken van invloed te zijn geweest in een vrij recente uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam waarin partijen gehuwd waren geweest tot 2015.[2] De vrouw noch de man hadden bijzonder veel draagkracht. In de echtscheidingsbeschikking was de door de man te betalen partneralimentatie, conform het convenant tussen partijen, bepaald op € 508 per maand en dat deze bijdrage gedurende drie jaar, te rekenen vanaf 15 oktober 2015, niet zou worden gewijzigd. Deze beschikking werd echter gewijzigd in die zin dat de door de man te betalen partneralimentatie werd bepaald op € 515 per maand met ingang van 15 oktober 2018. De man was het ook daar niet mee eens en verzocht om nihilstelling dan wel verlaging van de partneralimentatie. Nadat het hof tot het oordeel was gekomen dat de draagkracht van de man slechts een partneralimentatie toeliet van € 208 per maand met ingang van 15 oktober 2018, was de eventuele terugbetalingsverplichting van de vrouw aan de orde.
Het hof verwierp de stelling van de man dat de vrouw een substantieel bedrag uit de erfenis van haar moeder had ontvangen en nam daarbij in aanmerking dat de vrouw geen aangifte erfbelasting had gedaan. Volgens het hof duidde dat laatste erop dat de vrouw slechts een bescheiden bedrag uit de erfenis had ontvangen. Daarom achtte het hof het aannemelijk dat wat de vrouw te veel had ontvangen, door haar was besteed aan haar levensonderhoud en (mede) daarom moeilijk terug betaald kon worden. Anderzijds was het ten aanzien van de man, die evenals de vrouw dus een laag inkomen had, volgens het hof ook niet redelijk om het te veel betaalde volledig voor zijn rekening te laten.
Het hof achtte het in dat geval redelijk dat beide partijen ieder de helft van het teveel betaalde zouden dragen. Voor zover de vrouw een bedrag aan de man diende terug te betalen, kon dit verrekend worden met toekomstige door de man te betalen bedragen. Het bedrag mocht in termijnen worden voldaan in de vorm van een verrekening met de door de vrouw te ontvangen partneralimentatie. De man kon dus de helft van het aan hem terug te betalen bedrag aan partneralimentatie over de periode 15 oktober 2018 tot de datum van deze beschikking verrekenen met de door hem verschuldigde partneralimentatie van maximaal € 104 per maand en wel totdat het terug te betalen bedrag zou zijn verrekend.
Gaat het niet om terugbetaling van teveel ontvangen partneralimentatie maar om kinderalimentatie, dan zal de rechter in principe eveneens behoedzaam zijn met het opleggen van een verplichting tot terugbetaling over de periode van vóór de uitspraak. De omstandigheid dat het bedrag reeds verbruikt (‘op’) was en dit bedrag ten behoeve van het onderhoud van de kinderen was aangewend, terwijl de vrouw beperkte financiële ruimte had tot terugbetaling, kunnen relevante beoordelingscriteria zijn.[3] Ook is het natuurlijk van belang of er überhaupt om terugbetaling door de onderhoudsplichtige was verzocht: ‘Overigens heeft de man geen verzoek tot terugbetaling gedaan, wat doet vermoeden dat het belang van de man bij terugbetaling niet urgent is. Het hof zal daarom de datum van deze beschikking als ingangsdatum bepalen van de hiervoor berekende kinderalimentatie.’
Er zijn mogelijkheden
Soms zijn er wel mogelijkheden om een bedrag terug te vorderen en dan kan de scheidslijn tussen verrekening en terugbetaling van alimentatieverplichtingen dun zijn. Zeker als er nog sprake is van achterstallige kinderalimentatie terwijl er teveel partneralimentatie is betaald. Zo heeft de Rechtbank Overijssel recentelijk beslist dat een vrouw een bedrag aan partneralimentatie aan de man moest terugbetalen, maar omdat de man óók nog een groot bedrag aan kinderalimentatie aan de vrouw moest nabetalen, ging het in feite om verrekening van het teveel ontvangen bedrag aan achterstallige kinderalimentatie. [4]
Zit u zelf met vragen over terugbetaling en/of verrekening van lopende alimentatieverplichtingen – wellicht omdat u rekening houdt met of anticipeert op een gewijzigde draagkracht als gevolg van de coronacrisis – ? Neemt u dan gerust contact op met een van onze ervaren familierechtadvocaten.
[1] Dit uitgangspunt is recentelijk herhaald in: Parket bij de Hoge Raad, 14 februari 2020, ECLI:NL:PHR:2020:142.
[2] Gerechtshof Amsterdam, 17 december 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:4637, EB 2020/24 en PFR 2020-0007.
[3] Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10 december 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10787.
[4] Rechtbank Overijssel, 7 januari 2020, ECLI:NL:RBOVE:2020:444.
Meer interessante artikelen lezen?
- Wat verandert er per 1 januari 2025 voor de zzp’er en de opdrachtgever?
- Waar moet ik aan denken bij een vaststellingsovereenkomst?
- Drankmisbruik op Kerstborrels: Arbeidsrechtelijke gevolgen en juridische perspectieven
- Effectief Advies voor Werkgevers bij Disfunctionerende Werknemers: Opbouw van een Verbetertraject en Dossier
- Ontslag op staande voet, wat nu?