In de tijd dat de vraag naar personeel heel groot is, denken nog maar weinig mensen terug aan de tijd van de massale ontslagen wegens bedrijfseconomische redenen. Toch kan het ook ten tijde van een groeiende economie voorkomen dat een bepaalde functie binnen een onderneming komt te vervallen. In dat geval is het opletten geblazen…
Om een arbeidsovereenkomst op grond van een bedrijfseconomische reden (artikel 7:669 lid 3 onder a BW) te kunnen beëindigen moet er, net zoals voor alle andere ontslaggronden, een redelijke grond bestaan. Die redelijke grond is er als aangetoond is dat een functie komt te vervallen en de betrokken werknemer niet is te herplaatsen in een andere functie, ook niet na scholing.
De vraag ten aanzien van de noodzaak van het verval van de functie, kort door de bocht de bedrijfseconomische onderbouwing, is geregeld in artikel 2 – 8 van de ontslagregeling. Er hoeft niet perse sprake te zijn van een verlieslatende situatie! Ook het verbeteren van het rendement kan een bedrijfseconomische grond zijn.
Om vast te stellen wie nu aan de beurt is om te worden ontslagen moet worden afgespiegeld. Bij afspiegelen wordt aan de hand van een bepaald model vastgesteld welke werknemer voorgedragen moet worden voor het ontslag. Afspiegelen is ingewikkeld. Zo kan het voorkomen dat over meerdere vestigingen van een onderneming moet worden afgespiegeld terwijl de ondernemer juist van mening is dat in vestiging A de functie komt te vervallen. Ook kan het zijn dat bepaalde (verschillende) functies zo dicht bij elkaar liggen dat sprake is van een zogenoemde onderlinge uitwisselbaarheid. Met beide factoren moet rekening gehouden worden.
Onjuist afspiegelen geeft de werknemer een reden om aan de kantonrechter te vragen het ontslag terug te draaien, immers als de werknemer ‘niet aan de beurt was’ is er ook geen redelijke grond voor het ontslag.
In een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam in maart 2017 komt de problematiek van het onjuist afspiegelen aan de orde. In die kwestie was ten onrechte geen rekening gehouden met de afspiegeling over meerdere vestigingen. De ontslagen werknemer was op basis van de afspiegeling niet aan de beurt en had dus een reden om in beroep te gaan.
Het hof neemt echter in de beoordeling ook het belang van de werkgever mee. Dat belang komt voort uit de situatie dat alsnog een andere werknemer zal moeten worden ontslagen en dat niet betaald loon alsnog zou moeten worden uitbetaald. Om die reden maakt het hof het ontslag niet ongedaan maar kent aan de werknemer wel een billijke vergoeding toe van € 25.000,00 bruto.
« Terug naar het overzicht