Op dit moment wordt een payrollovereenkomst nog gezien als een uitzendovereenkomst. De payroll-overeenkomst valt onder de CAO van de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU). Met de komst van de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) gaat dit veranderen. Per 1 januari 2020 krijgt ook de payrollovereenkomst een eigen definitie in het Burgerlijk Wetboek en heeft deze afscheiding gevolgen voor alle partijen.
Volgens de nieuwe definitie (art. 7:692 BW) is er sprake van een payrollovereenkomst als voldaan wordt aan twee voorwaarden:
- De inlener moet zelf de arbeidskracht hebben aangedragen en het payrollbedrijf vervult geen allocatiefunctie op de arbeidsmarkt.
- Ook moet er sprake zijn van exclusiviteit. Dit houdt in dat de arbeidskracht alleen met toestemming van de inlener elders dan bij de inlener mag worden geplaatst.
Veel huidige payrollovereenkomsten bevatten, net als de uitzendovereenkomsten, het (tijdelijke) uitzendbeding. Dit uitzendbeding houdt in dat de arbeidsovereenkomst zonder opzegging kan worden beëindigd, eenvoudigweg doordat de arbeidskracht op verzoek van de inlener niet meer wordt ingezet. Maar de overheid neemt het op voor de werknemer en wil af van dit flexibele karakter van de payrollovereenkomst. Vanaf januari kan het uitzendbeding dan ook niet meer worden opgenomen in een payrollovereenkomst en gaan de regels rondom opzegging gelden.
In feite vervult een payroller in de praktijk eenzelfde functie als een ‘gewone’ werknemer van de inlener. De overheid wil nu ook de rechtspositie en de beloning van de payroller gelijk trekken met die van de ‘gewone’ werknemers. Via de WAB heeft zij in dat kader daarom in het voordeel van de arbeidskracht nog meer maatregelen getroffen.
- Zo gaat ook voor de payroller de ketenregeling (veelal de wettelijke) gelden, zoals deze voor de werknemers van de inlener al geldt. Nu nog ontstaat voor payroller pas na 6 arbeidsovereenkomsten of na 5,5 jaar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Dit wordt teruggebracht naar 3 overeenkomsten en 3 jaar.
- De payroller krijgt verder recht op alle arbeidsvoorwaarden die de inlener op zijn eigen werknemers toepast, zoals een 13e maand, vakantiedagen, verlofregelingen etc.
- En tenslotte zal de payroller op termijn ook recht hebben op een adequaat pensioen. De regels hiervoor moeten nog worden uitgewerkt.
Voor alle lopende payrollovereenkomsten geldt overgangsrecht, maar alleen met betrekking tot de rechtspositie. De wijzigingen in de beloning zullen meteen per 1 januari 2020 moeten worden doorgevoerd. Op tijdelijke overeenkomsten die in 2020 aflopen is daarentegen niet meteen de wettelijke ketenregeling van toepassing. De overeenkomsten lopen af en er is een keuzemoment.
Vanwege de nieuwe regels is besloten dat de payrollovereenkomsten per 1 januari 2020 niet meer onder de ABU-CAO vallen.
Verder is het afwachten hoe de payrollmarkt op deze ontwikkelingen gaat reageren. Voor de opdrachtgever (inlener) levert het payrollen weinig voordeel meer op en de risico’s voor de payrollbedrijven worden groter. De arbeidskracht zelf lijkt erop vooruit te gaan.
« Terug naar het overzicht