Het Gerechtshof in Amsterdam heeft recent een interessante uitspraak gewezen met betrekking tot een mondelinge opzegging.
De werkgever in kwestie is op 24 november 2017 door de Rechtbank Rotterdam failliet verklaard. Naar aanleiding van het faillissement en het feit dat de werknemer niet aan zijn re-integratieverplichting voldeed, is de werknemer op dezelfde dag telefonisch ontslagen. Op 11 december 2017 is de werknemer schriftelijk op de hoogte gesteld van het feit dat hij per 24 november 2017 ontslagen is. Het faillissement is in hoger beroep op 19 december 2017 vernietigd.
De werknemer is van mening dat de statutair bestuurder niet bevoegd was hem te ontslaan, dan wel dat hij dit schriftelijk had moeten doen.
De werknemer heeft op 25 januari 2018 het verzoekschrift tot vernietiging van het gegeven ontslag ingediend bij de kantonrechter. De kantonrechter heeft de werknemer niet- ontvankelijk verklaard in zijn verzoek vanwege het feit dat de vervaltermijn is verstreken. De vervaltermijn in dit soort kwesties is twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Voor de aanvang van de vervaltermijn is echter niet als voorwaarde gesteld dat er sprake moet zijn van een schriftelijke opzegging. Het enkele feit dat de overeenkomst geëindigd is, is voldoende. In dit geval verliep de vervaltermijn op 24 januari 2018. De werknemer was dus 1 dag te laat met het indienen van zijn verzoekschrift.
De werknemer is tegen de beschikking in beroep gegaan. De werknemer is namelijk van mening dat zijn verzoekschrift tot vernietiging van het gegeven ontslag wel degelijk ontvankelijk is. De werknemer meent dat de vervaltermijn pas is gaan lopen vanaf het moment dat het ontslag schriftelijk aan hem is medegedeeld (11 december 2017). In zijn opinie was hij dus ruim op tijd met het indienen van het verzoekschrift. Het Gerechtshof is echter van mening dat de vervaltermijn is gaan lopen op de dag dat werknemer telefonisch is ontslagen.
Daarnaast stelt de werknemer dat de statutair bestuurder niet bevoegd was hem te ontslaan. Het Gerechtshof oordeelt echter dat louter het feit dat een bedrijf in staat van faillissement wordt verklaard, niet maakt dat de statutair bestuurder niet bevoegd is de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Een statutair bestuurder verliest door het faillissement immers niet al zijn bevoegdheden. De werkgever was in deze zaak aldus bevoegd om de arbeidsovereenkomst met de werknemer te beëindigen.
Middels de volgende link kunt u de volledige uitspraak nazien: ECLI:NL:GHAMS:2019:1522.
Wenst u een werknemer te ontslaan, bent u verwikkeld in een procedure of heeft u juridische vragen betrekking tot ontslag? Neem dan contact op met een van de arbeidsrechtspecialisten van Vallei Advocaten en Mediators in Ede.
« Terug naar het overzicht