De rapen zijn gaar voor de arbeidsongeschikte kok…
Hoe moet een werkgever nu omgaan met arbeidsongeschikte werknemers? Verzuim van werknemers is voor werkgevers niet alleen een kostbare zaak, maar zeker ook ingewikkelde materie. De beoordeling van de bedrijfsarts, en eventueel een verzekeringsarts, zijn bij juridische discussies van doorslaggevende aard. In een zaak die recent door het Gerechtshof Amsterdam [1] is afgedaan speelde de kwestie van een werknemer met twee dienstverbanden. De vraag was of de werknemer terecht een beroep kon doen in een discussie met de eerste werkgever op de medische verklaring van de verzekeringsarts van de tweede werkgever?
Een Amsterdamse kok meldde zich in februari 2017 arbeidsongeschikt bij werkgever A. Er ontstond een discussie over de loondoorbetaling en het dienstverband, waarbij uiteindelijk de kantonrechter een knoop doorhakte. De uitkomst was dat de arbeidsongeschikte kok bij werkgever A in dienst bleef. Vervolgens heeft werkgever de kok laten oproepen door de bedrijfsarts. De kok weigerde echter daaraan mee te werken. Vervolgens is de kok opgeroepen om een mediation aan te gaan met de werkgever. Ook dat weigerde de kok. Hij stelde dat hij arbeidsongeschikt was en dat er sprake was van een conflict met de werkgever.
In april 2018 wendde werkgever zich tot de kantonrechter met het verzoek de arbeidsovereenkomst met de kok te ontbinden. De kok voerde daartegen verweer en verzocht om doorbetaling van het loon en een billijke vergoeding. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst per 30 april 2018 ontbonden. Vervolgens is de kok in hoger beroep gegaan.
Een belangrijk argument van de kok was zijn stelling dat de bedrijfsarts van werkgever A zou hebben gerapporteerd dat hij arbeidsongeschikt was. Het Gerechtshof is van mening dat uit de rapportage van de bedrijfsarts niet volgt dat de werknemer vóór 30 november 2017 arbeidsongeschikt was maar op 30 november 2017. Aanvullend stelt de kok dat ook een verzekeringsarts reeds op 13 september 2017 zou hebben gerapporteerd dat hij volledig arbeidsongeschikt was. Deze verzekeringsarts was ingeschakeld door de arbodienst van werkgever B, de tweede werkgever van de kok. Het Gerechtshof is van mening dat de verklaring van de verzekeringsarts is gericht op andere werkzaamheden en daarom in onvoldoende mate iets zegt over de arbeids(on)geschiktheid van de kok in de functie bij werkgever A.
Wat leren we van deze uitspraak? De beoordeling van de bedrijfsarts heeft op een juridische procedure grote invloed. Het is namelijk juist de bedrijfsarts die de combinatie van de medische aspecten in relatie kan brengen met de functiegerelateerde bijzonderheden. Dat een werknemer voor functie A geschikt is, zegt niets over de geschiktheid voor functie B. Uiteindelijk is de kok in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de werkgever, een bedrag van bijna € 2.500.
Bij discussies over het wel of niet arbeids(on)geschikt zijn is het dringende advies altijd een bedrijfsarts in te schakelen. Mocht er twijfel bestaan aan de juistheid van de medische beoordeling door de bedrijfsarts, dan staat de weg naar een second opinion van een andere bedrijfsarts open, of een deskundige oordeel van UWV. Zeker wanneer de juridische discussie zich toespitst op een medisch aspect uit de beoordeling door de bedrijfsarts, is een deskundige oordeel van UWV noodzakelijk.
Heeft u te maken met een ingewikkelde re-integratie of een complexe discussie op de grens van het wel of niet arbeids(on)geschikt zijn? Neem dan tijdig contact op met een van de ervaren arbeidsrechtadvocaten van Vallei Advocaten & Mediators in Ede. Naast Ede kunt u ook een van onze advocaten inschakelen in Wageningen, Veenendaal, Rhenen of Bennekom.
[1] ECLI:NL:GHAMS:2019:2055
« Terug naar het overzicht