Corona op de werkvloer (deel 1)
Corona op de werkvloer (deel 1)
De maatregelen als gevolg van de coronacrisis hebben voor veel discussie gezorgd. Het bracht ons als samenleving tot op zekere hoogte samen, maar daartegenover ook steeds meer uit elkaar. Waar we met z’n allen eerst veelal dezelfde mening deelden, werd dat later alsmaar ongelijker. De maatregelen, de avondklok, de lockdown en vooral het vaccineren gaf ons de ruimte om onze ongefilterde meningen daarover te uiten. Of we daar nu als samenleving wel of niet op zaten te wachten.
Door de verschillende maatregelen als gevolg van het coronavirus en de meningsverschillen daarover tussen werkgever en werknemer, zijn er in de afgelopen maanden veel uitspraken gedaan door rechters. Dit heeft gezorgd voor ontzettend veel nieuwe jurisprudentie in het arbeidsrecht. Maar helaas zorgt het ook voor veel onduidelijkheid over wat wel en niet gepast is binnen de huidige maatregelen.
Om die reden zullen er de komende weken op de website van Vallei advocaten verschillende nieuwsartikelen over corona gerelateerde onderwerpen verschijnen. Deze week betreft het deel 1 van de reeks, namelijk: de zorgplicht en instructierecht die rust op de werkgevers en of deze nu mogelijk in strijd zijn met de grondrechten van de werknemers.
Zorgplicht/instructierecht VS de grondrechten
Dat een werkgever graag ziet dat zijn werknemers gevaccineerd zijn of een negatieve test kunnen aantonen, kan te maken hebben met de zorgplicht. De zorgplicht is namelijk een wettelijke verplichting voor de werkgever, geregeld in artikel 7:658 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek en in artikel 3 van de Arbeidsomstandighedenwet. Deze artikelen regelen onder meer dat een werkgever dient te waarborgen dat werkzaamheden zodanig verricht kunnen worden, dat de veiligheid en gezondheid van werknemers een zo goed mogelijke bescherming biedt.
Een werkgever kan door een beroep te doen op de algemene zorgplicht verlangen dat zijn werknemers zich laten vaccineren of een test ondergaan. Ook kan de werkgever veel verlangen van zijn werknemer op basis van het instructierecht ex artikel 7:660 BW. Hierbij kan je denken aan het instrueren van het personeel tot het dragen van een uniform of ander soort kledij.
Als je dit beredeneert vanuit het perspectief van de werknemers, lijkt het alsof er bepaalde grondrechten geschonden worden. Een door de werkgever opgelegde verplichting tot testen of vaccineren heeft immers tot gevolg dat de werknemer wordt beperkt in de uitoefening van een aantal Europese grondrechten. Denk aan het recht op een privéleven artikel 8 EVRM of het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer artikel 10 EVRM.
Een beperking van grondrechten kan onder omstandigheden gerechtvaardigd worden. Een inbreuk op de grondrechten van de werknemer kan enkel gerechtvaardigd worden als het voldoet aan de criteria van het Hyatt-arrest. De inbreuk moet noodzakelijk zijn dan wel proportioneel en subsidiair. In het Hyatt-arrest bepaalde de Hoge Raad namelijk dat een drugstest (schending van artikel 11 Grondwet) geoorloofd is in een situatie waarin werkgever een zeer actief drugsbeleid voert.
Uitspraak kantonrechter 13 januari 2021
Een geschil tussen werkgever en werknemer ging erover dat werkgever in verband met het risico op een coronabesmetting een mondkapjesplicht invoerde tijdens werk. Werknemer weigerde dit waardoor werkgever loonbetaling heeft opgeschort. Werknemer vordert in kort geding onder meer doorbetaling van loon omdat werkgever die instructie in zijn visie niet had mogen geven en naar functie had moeten differentiëren. Hij stelt dat het dragen van een mondkapje hinder, ongemak en gezondheidsrisico’s veroorzaakt zonder dat hier zwaarwegende belangen tegenover staan. Daarnaast maakt de mondkapjesplicht inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van werknemer.
Of de mondkapjesplicht een inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van de werknemer hangt af van het doel en het belang dat de werknemer hierbij had. De kantonrechter oordeelde in deze kwestie dat het dragen van een mondkapje in de panden van werkgever twee legitieme doelen dient, namelijk: zorg dragen voor een gezonde en veilige werkomgeving van werknemers en bescherming van haar bedrijfsbelang, omdat hij een loondoorbetalingsverplichting heeft bij ziekte. Het invoeren van een mondkapjesplicht valt onder artikel 7:660 van het Burgerlijk Wetboek.
Weliswaar wordt de functionaliteit van de mondkapjes betwist, toch is de kantonrechter van mening dat het dragen van een mondkapje tijdens de pandemie aan de veiligheid en gezondheid kan bijdragen.
Kort samengevat
De wettelijke verplichting voor werkgevers om zich te houden aan de zorgplicht en om gebruik te maken van het instructierecht, geeft doorslag in de kwestie of het al dan niet in strijd is met bepaalde grondrechten. Rechters hechten aldus veel waarde aan gezondheid en veiligheid op de werkvloer, wat maakt dat een werkgever veelal een geslaagd beroep kan doen op de instructierecht, zoals dus het dragen van een mondkapje.
Nu wordt het misschien ook logischer dat werkgevers graag zien dat hun werknemers gevaccineerd zijn of een negatieve test kunnen aantonen. Het komt dus eigenlijk voort uit een wettelijke verplichting om een gezonde en veilige werkplek voor hun werknemers te kunnen garanderen.
Dit artikel is de eerste van drie artikelen in de serie Corona op de werkvloer. Deel 2 en deel 3 zijn hier te lezen.
« Terug naar het overzicht