Artikel 8 EVRM (adoptie): dat de ‘minderjarigheidseis’ onder bijzondere omstandigheden terzijde kan worden gesteld opnieuw bevestigd.
Dat de ‘minderjarigheidseis’ onder bijzondere omstandigheden terzijde kan worden gesteld door de rechter, wordt opnieuw bevestigd in een uitspraak van de Rechtbank Zeeland- West Brabant die op 15 juli 2020 is gepubliceerd. Adoptie meerderjarig (pleeg)kind toegewezen.
In deze kwestie ging het om een verzoek voor adoptie door pleegouders, welke de zorg voor de adoptant jarenlang op zich hadden genomen. De pleegouders geven aan dat er sprake is van een hechte, emotionele gezinsband die zij juridisch bevestigd wensen te zien.
De weigering om adoptie toe te staan kan onder bijzondere omstandigheden een ongeoorloofde inmenging in het gezins- of familieleven van verzoekers en de te adopteren persoon opleveren, zoals bedoeld in artikel 8 lid 1 en 2 EVRM. Om die reden kan soms toepassing van de wettelijke eis dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaar of ouder is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken (artikel 1:228 lid 1 BW) achterwege blijven. De te adopteren persoon hoeft wanneer er sprake is van dergelijke bijzondere omstandigheden niet per se minderjarig te zijn ten tijde van het verzoek om geadopteerd te kunnen worden. Dat de ‘minderjarigheidseis’ onder bijzondere omstandigheden terzijde kan worden gesteld door de rechter, wordt opnieuw bevestigd in een uitspraak van de Rechtbank Zeeland- West Brabant die op 15 juli 2020 (ECLI:NL:RBZWB:2020:2549) is gepubliceerd.
Aan artikel 8 lid 1 EVRM kan geen ongeclausuleerd recht op adoptie worden ontleend. Aan artikel 8 lid 1 EVRM kan wel het recht op bescherming van het gezinsleven tussen (pleeg)ouders en een door hen in hun gezin opgenomen kind worden ontleend, maar niet het recht om iemand te adopteren zonder dat wordt voldaan aan de door de wet in de artikelen 1:227 en 1:228 BW aan adoptie gestelde vereisten en voorwaarden. Ingevolge artikel 1:227 lid 1 BW geschiedt adoptie door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan een dergelijk verzoek door twee personen tezamen worden gedaan indien zij tenminste zij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met elkaar hebben samengeleefd.
Op grond van artikel 1:228 lid 1 BW dient verder aan de navolgende zeven voorwaarden voor adoptie te worden voldaan:
a. dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaar of ouder is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken;
b. het kind niet een kleinkind van een adoptant is;
c. dat de adoptant of ieder der adoptanten ten minste achttien jaren ouder dan het kind is;
d. dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
e. dat de minderjarige moeder van het kind op de dag van het verzoek de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt;
f. dat de adoptant of de adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed;
g. dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben.
Wat waren de overwegingen van de Rechtbank Zeeland – West Brabant?
De Rechtbank Zeeland – West Brabant stelt vast op basis van de stukken en de behandeling ter zitting dat aan de voorwaarden als bepaald in artikel 1:228 BW, eerste lid, is voldaan, behalve aan de ‘minderjarigheidseis’ (artikel 1:228 lid 1 BW onder a). Verzoekers hebben zich feitelijk gezien in alle opzichten gedragen als volwaardige familieleden met de daarbij behorende gezinsrollen. Zij hebben hun drie andere pleegkinderen ook geadopteerd. Zij zijn van mening dat in deze procedure het onderscheid in mogelijkheden van adoptie van hun andere pleegkinderen in deze procedure een ongerechtvaardigde inmenging op hun gezinsleven oplevert. Zij zijn slechts door omstandigheden die ‘ buiten hun invloedssfeer’ hebben gelegen, niet in staat geweest om betrokkene te adopteren gedurende zijn minderjarigheid.
De Rechtbank Zeeland – West Brabant is van oordeel dat aan de zijde van verzoekers in de periode van 2009 en 2020, de periode nadat adoptant meerderjarig is geworden tot heden, sprake is geweest van dergelijke bijzondere omstandigheden, waardoor niet strikt de hand wordt gehouden aan de ‘minderjarigheidseis.’ De Rechtbank weegt onder meer mee dat de betrokkene in zijn eerste levensjaar bij verzoekers is komen wonen en dat verzoekers sindsdien de rol van (pleeg)ouders op zich hebben genomen. Ook heeft hij nooit contact gehad met zijn biologische vader en gedurende zijn jeugd was er slechts op sporadische basis contact met zijn biologische moeder.
Het bestaande familie- en gezinsleven tussen verzoekers en adoptant is gedurende de minderjarigheid en op zeer jonge leeftijd ontstaan, zo stelt de rechtbank vast. Om voor de rechtbank begrijpelijke en ook te respecteren redenen is gedurende de minderjarigheid geen verzoek tot adoptie door verzoekers gedaan. Op het moment van indiening van het eerste verzoek waren de belemmeringen, die tot dan aan een verzoek tot adoptie in de weg hadden gestaan, niet langer aan de orde.
Er zijn in recente jaren wisselende uitspraken te vinden waarin de Nederlandse wettelijke bepalingen opzij werden gezet vanwege strijd met het recht op gezinsleven (art. 8 EVRM) van de verzoeker, maar dergelijke verzoeken worden ook zo nu en dan afgewezen. Een recent voorbeeld vormt een uitspraak van 20 maart 2020 van de Rechtbank Den Haag (ECLI:NL:RBDHA:2020:2929).
De rechtbank overwoog in die uitspraak dat weliswaar vaststond dat er een feitelijk gezinsverband was tussen de moeder, verzoeker en de stiefdochter. Het was echter in deze tijd – waarin stiefouders en samengestelde gezinnen steeds vaker voorkomen – niet uitzonderlijk dat iemand een betere band heeft met zijn of haar ‘sociale’ ouder dan met zijn of haar juridische en biologische ouder. De rechtbank is daarom van oordeel dat het gestelde gezinsverband niet een omstandigheid is die moest leiden tot een uitzondering op het minderjarigheidsvereiste bij adoptie. Ook de omstandigheid dat bijna niemand in de omgeving van de stiefdochter – waaronder haar echtgenoot en haar halfbroertje – wist dat verzoeker niet de biologische/juridische vader was van de stiefdochter, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet, ook niet in samenhang met het gezinsverband bekeken, dat er sprake was van een zeer bijzondere omstandigheid op grond waarvan geoordeeld kon worden dat sprake was van een ongeoorloofde inbreuk op het door artikel 8 EVRM beschermde gezins- en familieleven. De rechtbank lijkt mee te wegen dat het een (verkeerde?) keuze van stiefdochter en verzoeker was om hierover geen openheid van zaken te geven terwijl steeds meer duidelijk is geworden dat inzicht in afstammingsgegevens van belang is, bijvoorbeeld met het oog op erfelijke ziekten of identiteitsontwikkeling.
Interessante noot van Professor Vlaardingerbroek
Professor Vlaardingerbroek heeft in zijn noot de vraag opgeworpen of er voldoende reden is om de ‘minderjarigheidseis’ als principe überhaupt nog te handhaven en om de afweging of de adoptie in het kennelijk belang van het te adopteren kind is als centraal criterium te hanteren. Hij wijst erop dat de minderjarigheidseis oorspronkelijk afkomstig is uit de destijds leidende grondslag voor de invoering van de adoptie als kinderbeschermingsmaatregel in 1956. Toentertijd lag de minder- en meerderjarigheidsgrens nog bij 21 jaren. Ik verwijs kortheidshalve naar zijn noot bij Rechtbank Noord-Holland 20 november 2019, nr. C/15/283904/FA RK 19-321, ECLI:NL:RBNHO:2019:9602, JPF 2020/2. Indien u inzage wenst in deze noot, kunt u contact opnemen met ons kantoor.
Heeft u vragen?
Heeft u zelf vragen over adoptierecht en afstammingsrecht dan kunt u zich wenden tot onze familierechtadvocaten Richard Blauwhoff en Richard Bruinier.
Meer interessante artikelen lezen?
- Het ontslaan van een zieke werknemer, ingewikkeld en risicovol.
- Agressie tegen onze medewerkers is onacceptabel
- Digitaal gereedschap bij Vallei Advocaten & Mediators
- Ongewenst gedrag binnen mijn organisatie
- Vrijdag 2 september is ons kantoor gesloten in verband met ons jaarlijkse kantooruitje.